PDF Opties

Bijlage II Kaders en uitgangspunten

Algemene kaders en uitgangspunten

  • De cao voor gemeenteambtenaren loopt van 1 januari 2024 tot en met 31 maart 2025. Inmiddels ligt er een principe akkoord met een looptijd van twee jaar voor de periode 1 april 2025 tot en met 31 maart 2027. In het onderhandelaarsakkoord is een loonstijging voorzien van 7,64%.

    In de huidige begroting is een loonontwikkeling van 3% opgenomen. De CAO verhoging kan voldoende worden opgevangen binnen de beschikbare middelen van de begroting. De financiële impact hiervan is nog niet verwerkt in deze voorjaarsnota, maar zal richting de begroting 2026 worden verwerkt.

  • De personeelsformatie is gebaseerd op de situatie per 1 april 2025, inclusief besluitvorming Voorjaarsnota 2025. De ambtelijke functies begroten we tegen de functionele schaal met een anciënniteit van trede 9.

  • De domeinen geven per team aan hoe de personeelskosten moeten worden verdeeld over de programma's en beleidsvelden (procentuele verdeling), tenzij er sprake is van tijdschrijven. Een belangrijk onderscheid hierbij is de verdeling tussen overhead- en lijnfuncties. De overheadkosten worden uitgedrukt in een percentage van de loonsom van de lijnafdelingen. Dit percentage wordt gehanteerd bij de toerekening van overheadkosten aan investeringen, grondexploitaties en projecten (anterieure overeenkomsten) en kostendekkende lokale heffingen. Aan producten waar de buitendienst voornamelijk aan werkt (riool, afval) is de overheadopslag 50%. Voor de overige leges is de overheadopslag 61%. Dit percentage wordt herijkt bij de begroting 2026 (volgens de methode van de programmabegroting 2025).

  • Voor de subsidies houden we rekening met een jaarlijkse indexatieverhoging van 2,5%. Indien instellingen zelf een hogere cao-ontwikkeling hebben, volgt er geen aanvullende compensatie. De jaarlijkse indexatieverhoging wordt toegepast bij de verleningsbeschikking voor de subsidie.

  • De kosten van derden zijn goederen en diensten die aan de gemeente worden geleverd. Het gaat hier bijvoorbeeld om de kosten van energie, kantoorartikelen, accountantsdiensten, onderhoud aan gebouwen en infrastructuur, schoonmaak en softwarelicenties. In afwijking van de CBS-indexering gaan we uit van een jaarlijkse groei van 1,50%. Hiermee onderstrepen we de blijvende inzet om goedkoper en met een hogere kwaliteit in te kopen. In de budgetten is de groei niet functioneel verwerkt. In het geval van excessieve stijgingen kan met onderbouwing aanspraak worden gemaakt op de collectieve stelpost. In deze voorjaarsnota is aanspraak gemaakt op deze collectieve stelpost voor de huidige stijgingen van de kosten. Bij de uitwerking van de begroting 2026 wordt een herberekening gemaakt om de collectieve stelpost weer aan te vullen om de prijs- en loonstijgingen voor de komende jaren mee te dekken.

  • Voor de leges, afvalstoffen- en rioolheffing geldt het criterium van 100% kostendekkendheid. Dit betekent enerzijds dat er niet meer mag worden geheven dan de begrote kosten die gedekt worden met de heffing, en anderzijds dat kostenstijgingen, bijvoorbeeld als gevolg van cao-ontwikkelingen, in deze tarieven worden doorberekend. De hoogte van deze tarieven zijn onder meer afhankelijk van de tijdsbesteding en de kosten van overhead. De opbrengsten worden gebruikt om de kwaliteit van de activiteit te waarborgen en om personeels-, huisvestings- en materiaalkosten te dekken. Van een aantal tarieven wordt het maximaal te heffen bedrag vastgesteld door de Rijksoverheid, zoals de tarieven voor reisdocumenten, het rijbewijs en de tarieven voor aktes uit de registers van de burgerlijke stand.

  • De OZB, RZB en de overige heffingen (precario-, toeristen-, honden-, en parkeerbelasting en marktgelden) stijgen jaarlijks nominaal met de consumentenprijsindex (CPI) zoals gepubliceerd door het CBS in januari van het jaar voorafgaand aan de begroting. Voor 2026 bedraagt de indexering 3,3% (CPI januari 2025). In de meerjarenraming gaan we voor de jaren na 2026 uit van 1,50%. Dit passen we bij de volgende voorjaarsnota aan op basis van de CPI van januari 2026. Door areaaluitbreiding (verbouw woningen en niet-woningen) verhogen wij jaarlijks de opbrengst OZB. Bij een algehele waardedaling c.q. waardestijging van de onroerende zaken verhogen dan wel verlagen wij het tarief van OZB, om de begrote opbrengst te realiseren.

  • Als gevolg van ontwikkelingen op de kapitaalmarkt is het renteomslagpercentage van 1,40% in de voorjaarsnota aangehouden. Dit percentage gebruiken we ook als uitgangspunt voor de berekening van de lasten van (toekomstige) investeringen en Bouwgronden in Exploitatie (BIE's). De renteomslag wordt voor de begroting 2026 herberekend conform de bepalingen, zoals opgenomen in de financiële verordening en de notitie rente van de commissie BBV. De verwachting is dat dit percentage stijgt naar 1,65%.

  • De afschrijving van de vaste activa vindt lineair plaats. Voor het afschrijven van de vaste activa hanteren we een afschrijvingstermijn conform de financiële verordening. De afschrijvingen starten in het jaar na ingebruikname. Op gronden en terreinen schrijven we niet af. Investeringen beneden € 50.000 nemen we rechtstreeks in de exploitatie op, uitgezonderd de jaarlijkse vervanging van kleinere auto's die samen worden geactiveerd. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

  • Voor verbonden partijen gaan we uit van dezelfde financiële uitgangspunten als voor de eigen begroting. De budgetten worden dus ook geïndexeerd. Het betreft de Veiligheidsregio, de Metropoolregio Amsterdam, de GGD, Werkom, Omgevingsdienst IJmond, het Waterlands Archief en het recreatieschap Twiske-Waterland. De meerjarenbegrotingen van de verbonden partijen hebben we verwerkt zoals aangegeven in de zienswijze die door de raad is vastgesteld. Mogelijke financiële effecten uit de zienswijze(n) worden verwerkt via de begrotingsruimte.

  • Voor de post onvoorzien ramen wij conform de bestendige gedragslijn een jaarlijks bedrag van € 50.000. Dit budget wordt alleen gebruikt om onvoorziene, onuitstelbare en onontkoombare uitgaven op te vangen. Als wij hier een beroep op moeten doen, dan informeren wij de raad hierover bij de Voor- en Najaarsnota en/of het jaarverslag.

Samenvatting uitgangspunten 2026-2029

Loonontwikkeling 2025-2027

7,64%

Loonontwikkeling 2028-2029

3,00%

Prijs-/inflatieontwikkeling

1,50%

Prijsindexatie jeugd/Wmo 2025

5,19%

Prijsindexatie jeugd/Wmo 2026-2029

4,00%

Omslagrente en rente grondexploitaties (verwachting)

1,65%

Subsidies gesubsidieerde instellingen 2026-2029

2,50%

Leges, afvalstoffen- en rioolheffing (100% kostendekkend)

n.t.b.

Gemeentelijke belastingen en overige heffingen 2026 (CBS-CPI januari 2025)

3,30%

Gemeentelijke belastingen en overige heffingen 2027-2029

1,50%